‘… als je het zoekt als zilver, het naspeurt als verborgen schatten, dan zul je de vreze des HEEREN begrijpen, de kennis van God vinden.’ Spreuken 2 : 4 en 5
Bijna iedereen heeft wel eens iemand op het strand of in een park zien speuren. Onbekommerd, maar geconcentreerd zwaait een zoeker zijn metaaldetector heen en weer. In zijn hand bungelt een klein schopje en op zijn hoofd heeft hij een koptelefoon. Opeens zie je hem of haar stilstaan en zijn schep in de grond steken. Wat zou hij hebben gevonden? Een schat?
In het oude Oosten was het heel gewoon, om je kostbaarheden te begraven in de grond. En als je, soms jaren later, zo’n schat vond, kon je in één keer schatrijk zijn. Denk aan de gelijkenis over de verborgen schat (Matth. 13:44). De schrijver van het boek Spreuken wil met dit beeld aangeven wat een christen moet zijn: een schatgraver!
Op zoek naar een verborgen schat. Het leven van een christen is er op gericht om deze schat te vinden. Wat deze verborgen schat dan wel is?
Spreuken 2 duidt haar aan als: ‘de vreze des HEEREN en de kennis van God.’ Vertrouwelijke omgang met de Heere door te luisteren naar Hem. Wie daar naar zoekt krijgt Goddelijke wijsheid in het hart. Die leert onderscheiden het broodnodige voor het leven. Zo ontdek je wat Gods liefde is, en hoe een christen de liefde tot God en de Heere Jezus in praktijk mag brengen. Maar wat is dan de akker waarin deze schat verborgen ligt? De Spreukendichter geeft als antwoord: de akker is Wijsheid van God, zoals deze is vastgelegd in het Woord van God. De schat ligt dus verscholen in de Bijbel. Zo is een christen te herkennen aan zijn gebondenheid aan het Woord van God! Daarin graaft hij, zoekt hij, speurt hij om de schatten op te delven. Dat kost soms best wel moeite en taaie volharding. Niet omdat God de wijsheid zo diep heeft weggestopt. Maar omdat je daar niet altijd zin in hebt.
Vandaar dat het Spreukenboek één oproep is om je op God te richten en meer en meer met Hem verbonden te raken. Om met een soort ‘goudkoorts’ de Wijsheid te zoeken. Lijnrecht hier tegenover stelt de Spreukendichter allen die niet schatgraven. Die al hun kaarten gezet hebben op hun welvaart, eigen krachten en genoegens. Zij worden ‘dwaas’ genoemd. Voor de ‘zoekers’ en ‘gravers’ naar de Wijsheid ligt er echter ook een belofte. Ze gaan leren wat ‘de vreze des HEEREN’ betekent in het volle leven. Wat dat betekent in de omgang met de Heere. Maar ook wat de kennis van God betekent in de praktijk van het leven. Meer en meer geeft het Woord van God haar geheimen prijs aan die speurders. Dan blijkt de schat ook daadwerkelijk een schát te zijn. Hierin ligt de bedoeling dan ook van de zondagse erediensten, van alle verenigingen, van de catechisaties, van de zondagsschool en de Bijbelkringen. Kortom, hierin ligt de bedoeling van alle gemeentewerk: Gods Woord moet klinken. Opdat de zoekers, de speurders, de gravers dáárin de Schat zullen vinden.
Zo komt vanuit het Spreukenboek de vraag tot ons allen: bent u, ben jij al een schatgraver?!
Ds. J. de Jong (consulent)